Alle pagina's 

De buurlanden
van Ghana

 

(Klik op het plaatje om te vergroten)

INDIA

GESCHIEDENIS

In India lijken historische perioden elkaar niet in de tijd op te volgen, maar in elkaar te schuiven. Vooraanstaande centra van handel, nijverheid en cultuur ontstonden naast gebieden waar de mensen in de steentijd bleven voortleven. Veroveraars die op gezette tijden het rijke Zuid -Azië binnenvielen en bezetten, voegden nieuwe elementen aan de Indiase samenleving toe, maar de oudere tradities bleven altijd voortleven.

Enkele historische gegevens
2300-1800 v. Chr.: Hoogtepunt Indus-beschaving.
1800-1700 v. Chr.: Ondergang Indus-beschaving.
Vanaf 1500 v. Chr. stromen Indo-ariërs het continent binnen.
6e en 5e eeuw v. Chr.: Leven en prediking van Boeddha.
Tussen 500 v. Chr. en 1500 na Chr. kent India verschillende dynastieën; in het noorden o.a. de Maurya (3e eeuw v. Chr. rijk van Ashoka), de Gupta en de sultanaten; in het zuiden het Chola-en Vijayanagara-rijk, met een machtige hoofdstad in het huidige Hampi (Karnataka).
1526-1707: Bloei Mogol-rijk.
1498: Vasco da Gama zet voet aan land in Kerala (Calicut).
1663: Nederlanders (Verenigde Oost-Indische Compagnie) brengen Portugezen vernietigende slag toe.
18e eeuw: Groot-Brittannië wordt de overheersende koloniale mogendheid; vanuit Bengalen bereiden de Britten hun bezittingen uit.
1707-1857: Verval Mogol-rijk.
1857: Grote opstand tegen Britten (Mutiny).
1876: Koningin Victoria wordt keizerin van Brits-Indië.
1911: Delhi wordt hoofdstad in plaats van Calcutta.
Vanaf 1920: Optreden Mahatma Gandhi.
1947: Opdeling van Brits-Indië in de onafhankelijke staten India en Pakistan; gaat met veel bloedvergieten gepaard: Jawaharlal Nehru eerste premier (tot zijn dood in 1964).
1948: Mahatma Gandhi vermoord door een extremistische hindoe: Oorlog met Pakistan, o.a. over Kashmir.
1950: Grondwet treedt in werking.
1962: Grensoorlog met China.
1965: Oorlog met Pakistan. (Kashmir).
1966: Aantreden Indira Gandhi.
1971: Oorlog met Pakistan n.a.v. de afscheiding van Bangladesh.
1975-1977: Noodtoestand.
1977-1980: Na het verlies van de verkiezingen door de Congrespartij vormt premier Morarji Desai een Janata-regering.
1980: Indira Gandhi wint verkiezingen.
1984: Indira Gandhi vermoord door sikhs; haar zoon Rajiv wordt premier.
1989: V.P. Singh (Janata Dal) premier.
1991: Rajiv Gandhi vermoord door Sri-Lankaanse Tamils.
1991-1996: Narasimha Rao (Congrespartij) premier: Economische liberalisering.
1996: Congrespartij verliest verkiezingen van april/mei/juni: Coalitieregering van het Verenigd Front met gedoogsteun Congrespartij: Deve Gowda premier.
April 1997: Inder Kumar Gujral nieuwe premier.

De vlag van India is ontstaan uit de driekleur van de Congrespartij.
Het oranje (saffraangeel) is de kleur van de hindoes en symboliseert moed en opofferingsgezindheid.
Groen is de kleur van de moslims en staat voor geloof en vruchtbaarheid.
Wit is de kleur van de reinheid en waarheid en symboliseert tevens het verlangen naar vrede tussen beide bevolkingsgroepen.
De blauwe charkha (spinnewiel, Wiel van Ashoka) is een oud boeddhistisch symbool dat beweging en verandering weergeeft.
De charkha werd in de vlag opgenomen bij India's onafhankelijkheid in 1947.

POLITIEK

In de grootste democratie ter wereld is de politiek een hard bedrijf. Indira Ghandi en haar zoon Rajiv moesten hun leiderschap met de dood bekopen. Tegenstellingen tussen hindoes, moslims en sikhs, tussen lage en hoge kasten, tussen opstandige regio's en de centrale overheid leiden regelmatig tot veel geweld. De groeiende tegenstellingen hebben van de ooit oppermachtige Congres-partij een van de vele politieke stromingen gemaakt.

India is een federatie die bestaat uit 25 deelstaten, met eigen regeringen en parlementen en zeven Union Territories, die worden bestuurd door de centrale regering. De grenzen van deelstaten vallen veelal samen met taalkundige grenzen.

Staatsvorm/Bestuur
De parlementair-democratische federale republiek India heeft een tweekamerparlement.
Via een districtenstelsel worden, minimaal 1x per 5 jaar, de 453 leden van de Lok Sabha (Huis van het Volk) gekozen (2 parlementariërs worden benoemd door de president).
233 van de 245 leden van de Rajya Sabha (Raad van de Staten) worden niet rechtstreeks gekozen, maar benoemd door de parlementen van de deelstaten (voor 6 jaar): 12 worden benoemd door het staatshoofd. De verkiezingen voor de Vidhan Sabha's (deelstaatparlementen) vinden minstens 1x per 5 jaar plaats. De deelstaten hebben vergaande bevoegdheden op het gebied van bijvoorbeeld welzijn, onderwijs, landbouw en politie.

SAMENLEVING

Democratisch India
Bij de onafhankelijkheid in 1947 (opdeling van Brits-Indië in de onafhankelijke staten India en Pakistan) werd India de grootste democratie ter wereld en is dat nog steeds. Alleen al in organisatorisch opzicht mag dat een prestatie heten. Bij de nationale verkiezingen van 1996 brachten 343 miljoen mensen (57,9 procent opkomst) hun stem uit en waren er vele honderdduizenden mensen nodig om de verkiezingen in goede banen te leiden en de uitslagen te verwerken. Het toont vooral ook de kracht van de Indiase democratie dat er geen serieuze krachten zijn losgekomen die om een 'autoritaire oplossing' voor India's grote sociaal-economische problemen hebben gevraagd. De Indiase militairen blijken bovendien opvallend 'kazernevast'. Het gaat er niet altijd even democratisch aan toe, maar uitwassen zoals het uitroepen van de noodtoestand (1975-1977) zijn door de kiezers afgestraft.

BEVOLKING

Inwonertal (medio 1997): 960 miljoen (volkstelling 1991: 844 miljoen).
Bevolkingsgroei per jaar: 1995-2000: 1,6 % per jaar.
Bevolkingsdichtheid (1997): 292 inwoners per km².
Urbanisatiegraad (1995): 27%.
Vruchtbaarheid (1995): In 1995 kreeg een vrouw gemiddeld 3,2 kinderen: Voor 1995-2000 is de prognose gemiddeld 3,1 kinderen.
Leeftijdsopbouw (1997): 0-14 jaar: 33,8%: 15-59 jaar: 59,1%: 60+: 6,6%.
Geboortecijfer (1994): 26,3 per 1000.
Sterftecijfer (1994): 9,4 per 1000.
Zuigelingensterfte (1994): Jonger dan 1 jaar: 74 per 1000: 115 per 1000 kinderen sterven vóór het 5e levensjaar.
De gemiddelde levensverwachting (1994): 61,3 jaar: M/V 61,4 / 61,1 jaar.


TAAL

India heeft zes keer de oppervlakte van Frankrijk, maar kent beslist een grotere verscheidenheid dan 'zes Frankrijken bij elkaar'. Dat geldt zeker op taalkundig gebied. Die variatie weerspiegelt de lange geschiedenis van volksverhuizingen en migratiestromen. Zo'n driekwart van de bevolking spreekt een Indo-europese taal. Daartoe behoort ook het Sanskriet, dat zich als een literaire taal heeft ontwikkeld uit het Vedisch van de Indo--ariërs. Het is de klassieke (en religieuze) taal van India. De plaats die het Sanskriet in India inneemt, is vergelijkbaar met die van het Latijn in Europa.

Naast het Sanskriet hebben zich de gesproken talen, Prakrits, ontwikkeld. Uit deze Prakrits zijn de verschillende talen van Noord -en Midden -India voortgekomen, zoals Bengali, Punjabi, Marathi, Gujarati, Oriya en het Hindi. Dit laatste is de grondwettelijk vastgelegde officiële taal van het moderne India, en wordt gesproken door ongeveer 40 procent van de bevolking. Verder is er nog het Urdu, de taal van de moslims, die sterk op het Hindi lijkt, maar ook veel Arabische en Perzische invloeden heeft.

In Zuid -India spreekt men Dravidische talen als Tamil, Kannada, Telugu en Malayalam, die mijlenver van de Indo-europese talen afliggen. Veel onderzoekers gaan er vanuit dat er een verwantschap bestaat tussen de taal van de Indus--beschaving en de talen van Zuid -India. Er is echter nog geen spoor van bewijs voor deze theorie. Het schrift van de taal van de Indus-beschaving is nog niet eens ontcijferd. Mede op basis van de taalverschillen bestaat er, met name in Tamil Nadu, veel weerstand tegen wat zuiderlingen voelen als de dominantie van 'het noorden'. Dat uit zich onder meer in verzet tegen het Hindi.

De grenzen van de huidige deelstaten van India vallen grotendeels samen met taalkundige grenzen. Daarnaast zijn er nog veel verschillende 'tribale' talen van onder meer Tibeto-Birmese en Austro-Aziatische origine.

De communicatieproblemen worden nog eens versterkt door het gegeven dat er binnen al die talen nog tal van dialecten en regionale verschillen bestaan en er officieel een twaalftal schriften in gebruik is, meestal gekoppeld aan een taal en een deelstaat. Ze staan allemaal op de Indiase bankbiljetten.
In deze situatie kon het Engels onder de Britten makkelijk uitgroeien tot de lingua franca en blijft het ook nu nog een belangrijke rol vervullen. India is na de VS en Groot-Brittannië het grootste Engelstalige land, met zo'n dertig tot veertig miljoen mensen die de taal beheersen.

ECONOMIE

Sinds 1991 is het Indiase economische beleid erop gericht van het land een vrijemarkteconomie te maken, die openstaat voor de wereld. Tot dan toe richtte India zijn economie in op basis van socialistische beginselen als vertrouwen op eigen kracht en de staat als motor voor ontwikkeling. De oude ideeën krijgen hier en daar nog steun, maar gaan steeds meer bij het verleden horen.

India moderniseert en is hard op weg zijn plaats in te nemen in de internationale 24-uurs economie. Deze modernisering gaat samen met de liberalisering van de economie die India sinds 1991 doorvoert. De vermoorde premier Rajiv Gandhi poogde al in de jaren tachtig de hervorming van de gesloten en overgereguleerde Indiase economie in gang te zetten, maar tot een echte integratie in de wereldeconomie kwam het niet. Zelfs Coca Cola en Pepsi Cola kwamen het land niet in. De Indiërs die zich een auto konden veroorloven, hadden in de praktijk weinig andere keus dan een Ambassador, een in India gemaakt Morris Oxford model uit de jaren vijftig of een Padmini, een Fiat 1100 uit dezelfde tijd. Beide modellen worden overigens tot op de dag van vandaag nog gemaakt.

Maar dat waren vooral problemen van de middenklasse en elite. Voor een ontwikkelingsland als India was vooral de vraag van belang wat het tot 1991 gevoerde beleid de grote massa armen had gebracht. Self--reliance - vertrouwen op eigen kracht - en de opbouw van een staatsgeleide economie op basis van socialistische beginselen stonden daarin centraal. Aan de vooravond van de onafhankelijkheid op 15 augustus 1947, sprak India's eerste premier Jawaharlar Nehru de grondwetgevende vergadering toe. Daarin noemde hij als belangrijkste taak van India 'het einde van armoede en onwetendheid en ziekte en ongelijke kansen'. Sindsdien is armoedebestrijding een centraal thema geweest in alle vijfjarenplannen en de programma's van alle belangrijke politieke partijen. Zo ging Indira Gandhi de verkiezingen van 1971 in met de slogan Garibi Hatao - Ban de armoede uit! Twintig jaar later was daarvan nog maar weinig terechtgekomen en leefden volgens het ontwikkelingsprogramma van de VN zo'n 350 miljoen Indiërs in absolute armoede, ofwel veertig procent van de bevolking.

In de loop van de jaren tachtig werd duidelijk dat India's economie aan het vastlopen was. Er was een groot industrieel apparaat opgebouwd, maar de economische groei en de export stokte. Een ongelukkige combinatie van omstandigheden in 1991 maakte het falen van het gevoerde economisch beleid in zijn volle omvang zichtbaar. De Golfoorlog om Koeweit leidde tot de gedwongen terugkeer van een kwart miljoen Indiase gastarbeiders. Dat betekende dat een van de belangrijkste bronnen van buitenlandse deviezen wegviel. De economische crisis in de Sovjet-Unie en later dat jaar zelfs het uiteenvallen van dat land betekende dat een van India's belangrijkste afzetmarkten wegviel. De Golfcrisis zorgde ook voor een flinke stijging van de olieprijs.
Door dit alles was in het voorjaar van 1991 de deviezenreserve gedaald tot het niveau van enkele weken meest noodzakelijke importen. Er moest iets gebeuren. De net aangetreden regering--Rao zag zich genoodzaakt naar het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank te stappen voor financiële hulp. Dat was voor het in eigen kracht gelovende India een heel pijnlijke stap, maar hij opende definitief de weg naar economische hervormingen. Meer markt en openheid naar het buitenland, minder regelgeving en staatsinvloed, zo zou je deze politiek van economische liberalisering in het kort kunnen omschrijven. Sindsdien is er veel veranderd. Buitenlandse bedrijven hebben hun oog laten vallen op de Indiase markt en in de straten zie je al lang niet meer alleen maar Ambassadors en Padmini's. Sinds 1994 groeit de economie met bijna zeven procent per jaar.

Geheel rimpelloos verloopt deze toenemende integratie in de wereldeconomie en de daarbij behorende toename van buitenlandse invloeden zeker niet. Brede lagen in de zo diverse 960 miljoen zielen tellende Indiase samenleving vrezen dat ze ten koste gaat van de Indiase normen en waarden. De eigen Indiase identiteit zou gevaar lopen door de toenemende verstrengeling met 'het buitenland' en dan vooral het Westen. Daarnaast hebben veel eigen Indiase bedrijven reden de concurrentie van buitenlandse ondernemingen te vrezen. Zij stellen dat de Indiase economie nog niet rijp is voor blootstelling aan de internationale markt. En weer andere critici stellen dat vooral de middenklasse en elite profiteren van de liberalisering, terwijl de armen de nadelen ervan ondervinden.
Toch bestaat er over de noodzaak van hervormingen op zich weinig verschil van mening. Op sociaal-economisch gebied is India de afgelopen halve eeuw achterop geraakt bij landen als Zuid-Korea, Indonesië, Thailand, Maleisië en niet te vergeten de andere Aziatische grootmacht: China. Het zijn vooral de invulling van de hervormingen en de concrete gevolgen die tot discussie leiden. Op zich zijn de zorgen die veel Indiërs hebben bij het ingrijpende veranderingsproces dat hun land doormaakt begrijpelijk, maar zijn ze ook terecht?
In het verleden heeft India vaker, en nog sterker, te maken gehad met buitenlandse invloeden en de vraag is of India daardoor wezenlijk veranderde. En kan armoedebestrijding niet juist gebaat zijn met de liberalisering?
Vijftig jaar na de onafhankelijkheid wacht India nog steeds de belangrijke uitdaging om de door Nehru opgelegde taak te vervullen. Als onderdeel van een globaliserende wereld, maar met een eigen, en in de loop van zijn lange geschiedenis, gevormd karakter. India is niet langer een eiland dat zich kan afsluiten voor goederen én ervaringen uit de buitenwereld.

Als de Indiase economie wordt omschreven als een 'olifant', slaat dat niet zozeer op haar huidige omvang, maar op de omvang van het land, de bevolking en het economisch potentieel. Als men leest dat de 'olifant ontwaakt', wil men hiermee aangeven dat India aan het begin zou staan van een periode van snelle economische groei.
De Indiase munteenheid is de rupee (Rs).

ONDERWIJS EN GEZONDHEIDSZORG

Welvaart en armoede zijn ook een kwestie van gezondheid en onderwijs. Om die reden gebruikt het UNDP, het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, de Human Development Index die de 'menselijke ontwikkeling' meet en waarin naast het inkomen, ook levensverwachting, onderwijsdeelname en alfabetisme zijn opgenomen. Op de index 'menselijke ontwikkeling' uit het UND -rapport van 1997 scoort India slecht met een 138-ste plaats in een ranglijst van in totaal 175 landen.

Deze magere score hangt rechtstreeks samen met de bedroevende resultaten die India heeft geboekt op het gebied van basisgezondheidszorg en vooral onderwijs en alfabetisering.
Nog altijd is bijna de helft van de Indiase bevolking ongeletterd.. Volgens vooraanstaande economen als Jean Drèze en Amartya Sen hebben niet alleen landen als China, Thailand, Indonesië, Sri Lanka en Zuid-Korea het op dit gebied veel beter gedaan, maar ligt India 'zelfs achter bij het gemiddelde van de armste landen in de wereld'.

Die slechte resultaten zijn niet toe te schrijven aan een verwaarlozing van het onderwijs op zich. India besteedt 3,8 procent van zijn nationale inkomen aan onderwijs. Dat percentage ligt iets lager dan dat van Zuid-Korea (4,5 procent), is gelijk aan dat van Thailand, iets hoger dan dat van Sri Lanka (3,2 procent) en beduidend hoger dan dat van China (2,6 procent) en Indonesië (1,3 procent). In India zijn echter verhoudingsgewijs altijd veel middelen naar het hoger en wetenschappelijk onderwijs gegaan en is het basisonderwijs er steeds bekaaid vanaf gekomen. Deze prioriteitsstelling verklaart waarom India zoveel analfabetisme kent en tegelijkertijd zo veel goed opgeleide mensen. Dat is vanuit overwegingen van economische efficiëntie een foute keuze geweest en volgens Drèze en en is er een verband met India's achtergebleven economische groei.

Op termijn kan het voortduren van de huidige sociale ongelijkheid de economische perspectieven meer schaden dan de voorstanders van het pure vrije marktmechanisme en de terugtredende overheid lief is. Een beroepsbevolking die voor bijna de helft uit ongeletterden bestaat en waarvan een groot deel door slechte voeding en het ontbreken van elementaire gezondheidszorg weinig productief is, biedt geen goede uitzichten op voortdurende economische groei. Nationale welvaart vereist productieve deelname van de gehele bevolking en niet alleen van de elite en stedelijke middenklasse.
In de praktijk hebben niet alleen veel Indiase economen, maar ook sommige politici hier wel oog voor. De liberalisering en marktwerking op zich stellen ze niet zo ter discussie, maar tegelijkertijd bepleiten ze een soort 'sociaal vangnet' om de gevolgen te verzachten. De overheid zou meer moeten uitgeven aan basisgezondheidszorg, werkgelegenheidsprogramma's en vooral aan basisonderwijs. Vooralsnog is het bij woorden gebleven, want al jaren belooft de Indiase regering het onderwijsbudget op te trekken tot zes procent van het nationaal inkomen. Extra sociale overheidsuitgaven hoeven in de Indiase situatie verdere overheidsbezuinigingen en liberalisering helemaal niet uit te sluiten, stelt de econoom Bimal Jalan, jarenlang een belangrijk adviseur van de Indiase regering en nu verbonden aan de Wereldbank. Het afstoten van de logge verliesgevende staatsbedrijven (zoals de elektriciteitsbedrijven en de staalfabrieken) zou al voldoende middelen vrij maken.

RELIGIE

Eén van de meest opvallende aspecten van India is de belangrijke rol die religie speelt. Religie beperkt zich in India niet tot gebeurtenissen binnen de muren van tempels, moskeeën of kerken. Het dagelijkse leven van Indiërs wordt sterk ingekleurd door religieuze tradities, gebruiken, voorschriften en gebeurtenissen. Processies, rituele reinigingen en religieuze feesten zijn aan de orde van de dag, miljoenen heilige mannen doorkruisen het land.
Een verschijnsel als de massale ontkerkelijking zoals zich die in West Europa heeft voorgedaan is India vreemd. Dat religie veel aan maatschappelijke betekenis zal inboeten is niet erg waarschijnlijk, getuige bijvoorbeeld het regelmatig opvlammende communalisme, een term waarmee in India de conflicten tussen de verschillende religieuze gemeenschappen worden aangeduid. India herbergt verschillende godsdiensten. India kwam al vroeg in contact met Europeanen, Arabieren en Joden en daarmee met buitenlandse monotheïstische religies als christendom (legende van de apostel Thomas), islam en jodendom.
In Kerala wonen nog altijd relatief veel moslims en christenen (allebei zo'n 21% van de bevolking), maar de Joodse gemeenschap is nu op sterven na dood nadat de jongere leden van de toen al kleine gemeenschap in de jaren vijftig naar Israël emigreerden.
Procentueel zijn er de volgende godsdiensten:
Hindoes 82%, Moslims 12,1%, Christenen 2,3%, Sikhs 1,9%, Boeddhisten 0,8%, Jains 0,4%, Overigen 0,4%.


CULTUUR

India is geen land maar een werelddeel. De culturele rijkdom en verscheidenheid zijn immens. Dat geldt voor de diverse vormen van kunst, maar vooral ook voor de rijke verscheidenheid aan levenshoudingen. India is de bakermat van het hindoeïsme en boeddhisme.

Bij de hogere klassen is er ontegenzeggelijk wel sprake van verwestersing, maar die blijft in veel gevallen toch aan de oppervlakte. Hoewel de moderne tijd veel Indiërs en vooral middenklasse en rijke jongeren in de grote stad in verwarring brengt, weten de meesten daaruit toch hun eigen weg te distilleren en die is vaak helemaal niet zo 'on-Indiaas'.
De omgangsvormen blijven ondanks alles een Indiaas stempel dragen, de familiebanden zijn hecht. Ook met de 'onttempeling' (analoog aan de westerse ontkerkelijking) valt het wel mee en ondanks de gerichtheid op het Westen zijn de meesten tegelijkertijd trots op India, zijn cultuur en geschiedenis. Meestal is er eerder sprake van het overnemen van bepaalde westerse elementen met behoud van de eigen tradities. Typerend is bijvoorbeeld het gegeven dat veel goed opgeleide Indiase feministes met verve uitweiden over de voordelen van het traditionele Indiase gearrangeerde huwelijk. Naast een op westerse leest geschoeide medische sector bloeit de traditionele, overgeleverde eigen geneeskunde die ook in verwesterde kringen sociaal volledig geaccepteerd is. Hetzelfde geldt voor de astrologie. Ook gaat de verwestersing niet ten koste van de belangstelling voor traditionele kunstvormen zoals klassieke Indiase dans of muziek, maar lijkt er eerder sprake van een zekere heroriëntatie op het eigen culturele erfgoed. India heeft in het verleden vaker te maken gehad met 'vreemde' invloeden. India nam bepaalde zaken over van zijn overheersers, in de vorm van bijvoorbeeld architectuur, rechtspraak, onderwijssysteem, cricket, taal: maar India bleef vooral India.
Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat de vreemde invloeden die ditmaal niet via buitenlandse legers komen, maar die via buitenlandse handel en investeringen, via toerisme, via satellietzenders of internet over het land uitstromen, werkelijk diepgaande invloed zullen hebben. India verandert uiteraard mee met en in een globaliserende wereld, maar zal ook nu vooral zichzelf blijven. Een land met een rijke cultuur en geschiedenis waaraan zijn inwoners genoeg identiteit kunnen ontlenen.

GEOGRAFIE

Officiële naam: Republic of India, Bharatiya Ganarajya.
Ligging: Het uiterste noorden en zuiden liggen ongeveer op dezelfde breedte als de Straat van Gibraltar en Ghana in West-Afrika (circa 3000 km.); de grootste oost-west-afstand is ca. 2750 km.
Oppervlakte: 3.287.263 km², inclusief het Indiase deel van Jammu & Kashmir (95x Nederland); qua oppervlakte het 7e land ter wereld; 19,5% bos, 52% in gebruik voor de landbouw.
Infrastructuur: Internationale luchthavens in New Delhi, Mumbai (Bombay), Calcutta, Chennai (Madras); dicht net van nationale luchthavens; nationale luchtvaartmaatschappijen: Indian Airlines (nationale vluchten), Air India (internationale vluchten).
Sinds 1991 zijn er ook particuliere luchtvaartmaatschappijen ontstaan. De belangrijkste is Jet Airways. Belangrijkste zeehavens: Mumbai (Bombay), Chennai (Madras), Calcutta en Kochi.

Reliëf en landschap
India kan landschappelijk in drie delen worden onderverdeeld. Langs de noordgrens ligt de Himalaya, het hoogste gebergte van de wereld met pieken boven de 8000 m. Het geologisch gezien jonge gebergte (niet ouder dan 60 miljoen jaar) is ontstaan door de botsing van de aardschol waarop India ligt tegen de rest van Azië. De Himalaya gaat vrij abrupt over in de Indus-Gangesvlakte. De bodem van de laagvlakte bestaat grotendeels uit afzettingsmateriaal dat door de grote rivieren uit de Himalaya is meegevoerd. In het zuiden vormen enkele heuvel-en bergruggen (Vindhya-en Satpura-gebergte) de overgang naar het Deccan-plateau, waarvan de gesteenten bijzonder oud zijn. Het plateau loopt in zuidoostelijke richting af naar de zee. Langs de westkust liggen de West-Ghats, een bergketen die in het zuiden toppen kent van boven de 2500 m. Aan de oostkant wordt het plateau afgesloten door de veel lagere Oost-Ghats.

Vegetatie
In het dichtbevolkte India is van de oorspronkelijke plantengroei weinig meer over.De bossen die er zijn, zijn vaak secundair. Het landbouwareaal is in de loop der tijd voortdurend uitgebreid. Alleen in de natuurparken en wildreservaten komt nog oorspronkelijke vegetatie voor, zoals tropisch en subtropisch regenwoud. Ook in de dunbevolkte en moeilijk toegankelijke delen van de Himalaya in Arunachal Pradesh, Sikkim en Himachal Pradesh is nog verhoudingsgewijs veel natuurlijke begroeiing te vinden. Hetzelfde geldt voor kustmoerassen en de (semi-) woestijngebieden van o.a. Rajastan.

KLIMAAT

Hoewel India het hele jaar door bezocht kan worden, is de periode tussen oktober en maart over het algemeen het prettigst (met uitzondering van het Himalayagebied). Het is dan droog, zonnig en warm, vergelijkbaar met een mooie zomer in Nederland, zij het dat de zon tussen 18.00 en 19.00 uur ondergaat. In India begint vanaf februari de temperatuur op te lopen tot een uitermate vochtige hitte (40-45 graden Celsius) in mei en juni. Het is de voorbode van de moessonregens die begin juni de Indiase westkust bereiken en zich langzamerhand over het land verspreiden. Met uitzondering van het uiterste noorden en de zuidoostelijke gebieden, valt de regen tussen juni en september. De beste tijd om de noordelijke staten te bezoeken is mei tot juli.